ICT INZETTEN ALS EEN OPEN DIGITALE LEEROMGEVING | |||||||||
CO7: informatie zoeken met behulp van ict | |||||||||
Plannen | jongste kl | oudst kl | 1ste lj. | 2de lj. | 3de lj. | 4de lj. | 5de lj. | 6de lj. | |
01 | De leerlingen zijn bereid ICT te gebruiken om informatie op te zoeken. | ||||||||
02 | de leerlingen weten dat veel informatie digitaal beschikbaar is. | ||||||||
03 | de leerlingen kunnen beslissen of ze ict gebruiken bij een zoekactie. | ||||||||
04 | de
leerlingen kunnen een informatievraag vertalen in: - één of meer trefwoorden; |
||||||||
05 | de
leerlingen kunnen een informatievraag vertalen in: - door gebruik te maken van logische operatoren; |
||||||||
06 | de leerlingen kunnen verwoorden in welke digitale vorm (tekst, beeld, geluid…) ze het resultaat van hun zoekactie verwachten. | ||||||||
07 | de
leerlingen kunnen de digitale informatiebron kiezen die het meest geschikt is
om hun informatievraag te beantwoorden: - als een aantal mogelijke digitale informatiebronnen aangeboden zijn.; |
||||||||
08 | de
leerlingen kunnen de digitale informatiebron kiezen die het meest geschikt is
om hun informatievraag te beantwoorden: - als ze zelfstandig een keuze moeten maken uit beschikbare digitale informatiebronnen. |
||||||||
Uitvoeren | |||||||||
09 | de leerlingen maken verantwoord en doelbewust gebruik van elektronische informatiebronnen. | ||||||||
10 | De
leerlingen kunnen zoekacties uitvoeren met behulp van een digtiale bron als
de digitale bron informatie bevat: - over één of een beperkt aantal gelijkaardige onderwerpen; |
||||||||
11 | De
leerlingen kunnen zoekacties uitvoeren met behulp van een digtiale bron als
de digitale bron informatie bevat: - over diverse onderwerpen; |
||||||||
12 | De
lln. kunnen zoekacties uitvoeren m.b.v.: - één digitale bron; |
||||||||
13 | De
lln. kunnen zoekacties uitvoeren m.b.v.: - verschillende digitale bronnen; |
||||||||
14 | De
lln. kunnen zoekacties uitvoeren d.m.v. eenvoudige procedures: - de ingebouwde zoekfunctie van de digitale bron volgen; |
||||||||
15 | De
lln. kunnen zoekacties uitvoeren d.m.v. eenvoudige procedures: - een aangepaste zoekrobot gebruiken; |
||||||||
16 | de leerlingen tonen volharding bij het opzoeken van digitale informatie. | ||||||||
17 | de leerlingen streven naar orde, nauwkeurigheid en systematiek bij het zoeken van informatie. | ||||||||
18 | de leerlingen kunnen de digitale informatie die voldoet aan hun informatievraag selecteren. | ||||||||
Controleren | |||||||||
19 | De leerlingen kunnen nagaan of de geselecteerde digitale informatie voldoet aan hun informatievraag en indien nodig hun zoekproces bijsturen. | ||||||||
20 | De lln. nemen een kritische houding aan tegenover de geselecteerd informatie. | ||||||||
Reflecteren | |||||||||
21 | De lln. kunnen reflecteren op hun digitaal zoekproces naar informatie en indien nodig hun werkwijze in de toekomst aanpassen. | ||||||||
CO8: informatie verwerken met behulp van ict | |||||||||
Plannen | jongste kl | oudst kl | 1ste lj. | 2de lj. | 3de lj. | 4de lj. | 5de lj. | 6de lj. | |
01 | De leerlingen zijn bereid ICT te gebruiken bij het verwerken van informatie. | ||||||||
02 | de leerlingen kunnen verwoorden hoe ze de geselecteerde digitale informatie zullen verwerken in functie van het gestelde doel. | ||||||||
Uitvoeren | |||||||||
03 | de leerlingen kunnen de geselecteerde digitale informatie overbrengen naar een andere digitale omgeving. | ||||||||
04 | De leerlingen kunnen de geselecteerde digitale informatie ongewijzigd gebruiken voor het bestemde doel. | ||||||||
05 | De
leerlingen kunnen de overgebrachte digitale informatie ordenen en bewerken in
functie van het doel: - volgens opgelegde criteria; |
||||||||
06 | De
leerlingen kunnen de overgebrachte digitale informatie ordenen en bewerken in
functie van het doel: - volgens eigen criteria; |
||||||||
07 | De leerlingen kunnen de overgebrachte digitale informatie integreren in een doucment. | ||||||||
08 | De leerlingen kunnen niet- digitale informatie omzetten in digitale informatie. | ||||||||
09 | De lln. hebben de gewoonte de bron te vermelden die ze gehanteerd hebben. | ||||||||
10 | de leerlingen streven naar orde, nauwkeurigheid en systematiek bij het verwerken van informatie. | ||||||||
Controleren | |||||||||
11 | De leerlingen kunnen nagaan of het resultaat van hun verwerking voldoet aan het doel en indien nodig bijsturen. | ||||||||
Reflecteren | |||||||||
12 | De lln. kunnen reflecteren opde kwaliteit van hun verwerking en indien nodig hun werkwijze in de toekomst aanpassen. | ||||||||
CO9: informatie bewaren met behulp van ict | |||||||||
Plannen | jongste kl | oudst kl | 1ste lj. | 2de lj. | 3de lj. | 4de lj. | 5de lj. | 6de lj. | |
01 | De leerlingen zijn bereid ICT te gebruiken bij het bewaren van informatie. | ||||||||
02 | de leerlingen kennen verschillende mogelijkheden voor het bewaren van digitale informatie. | ||||||||
03 | De lln. kunnen bepalen of het zinvol is om digitale informatie te bewaren. | ||||||||
04 | De lln. kunnen beslissen op welke manier zij de gevonden digitale informatie zullen bewaren. | ||||||||
Uitvoeren | |||||||||
05 | De lln. kunnen verzamelde informatie digitaal opslaan. | ||||||||
06 | De lln. kunnen een systeem op hun niveau beheren om informatie digitaal te bewaren. | ||||||||
07 | de leerlingen streven naar orde, nauwkeurigheid en systematiek bij het bewaren van informatie. | ||||||||
Controleren | |||||||||
08 | De leerlingen kunnen nagaan of de informatie digitaal is bewaard en indien nodig herbeginnen. | ||||||||
09 | De lln. kunnen de opgeslagen informatie terugvinden. | ||||||||
Reflecteren | |||||||||
10 | De lln. kunnen reflecteren op hun handelwijze bij het opslaan van digitale informatie en indien nodig hun werkwijze in de toekomst aanpassen. | ||||||||
CO10: ict gebruiken om veilig en verantwoord te communiceren | |||||||||
Plannen | jongste kl | oudst kl | 1ste lj. | 2de lj. | 3de lj. | 4de lj. | 5de lj. | 6de lj. | |
01 | De leerlingen zijn bereid ICT te gebruiken om op een veilige en verantwoorde manier te communiceren. | ||||||||
02 | de leerlingen kunnen het meest geschikte communicatiekanaal kiezen. | ||||||||
03 | De lln. kunnen het meest geschikte communicatiekanaal kiezen rekening houdend met de kostprijs van de communicatie. | ||||||||
04 | De lln. weten dat iemand zich via elektronische communicatiekanalen anders kan voordoen dan dat hij/zij in werkelijkheid is. | ||||||||
05 | De lln. zijn waakzaam bij het doorspelen van hun persoonlijke gegevens. | ||||||||
Uitvoeren | |||||||||
06 | De lln. respecteren de elementaire regels en omgangsvormen bij het elektronisch communiceren. | ||||||||
07 | De lln. respecteren de privacy van anderen. | ||||||||
08 | De lln. zien in dat ICT niet mag gebruikt worden om anderen lastig te vallen of te pesten en passen dit toe. | ||||||||
Controleren | |||||||||
09 | De lln. gaan niet in op dubieuze berichten of verzoeken van een onduidelijke herkomst. | ||||||||
10 | De lln. verwittigen een bekende volwassene in geval van ongewenste boodschappen. | ||||||||
Reflecteren | |||||||||
11 | De lln. kunnen kritisch reflecteren op de kwaliteit van hun communicatie en zo nodig hun werkwijze in de toekomst bijsturen. | ||||||||
12 | De lln. zijn kritisch ingesteld t.o.v. bepaalde aan hen gerichte elektronische boodschappen. | ||||||||
CO11: ict gebruiken om doelmatig te communiceren | |||||||||
Plannen | jongste kl | oudst kl | 1ste lj. | 2de lj. | 3de lj. | 4de lj. | 5de lj. | 6de lj. | |
01 | De leerlingen zijn bereid ICT te gebruiken om op een doelmatige manier te communiceren. | ||||||||
02 | De lln. weten dat er diverse soorten elektronische communicatiekanalen bestaan. | ||||||||
03 | De lln. kunnen eenvoudige kenmerken van elektronische communicatiemiddelen benoemen. | ||||||||
04 | De lln. kunnen eenvoudige kenmerken van elektronische communicatiemiddelen verwoorden. | ||||||||
05 | De lln. kunnen adequaat kiezen tussen elektronische en meer traditionele communicatiemiddelen. | ||||||||
06 | De
lln. kunnen het meest geschikte communicatiekanaal kiezen rekening houdend
met één of meer van volgende criteria: - de beschikbaarheid van het medium; - de snelheid waarmee men wil communiceren (vraag en snelheid en antwoord); - de kostprijs van communicatie; - het persoonlijke gebruiksgemak; - de ontvanger; synchrone en asynchrone communicatie; |
||||||||
Uitvoeren | |||||||||
07 | De lln. gebruiken spontaan elektronische communicatiekanalen wanneer het zinvol is. | ||||||||
08 | De lln.kunnen een elektronisch bericht ontvangen. | ||||||||
09 | De lln.kunnen een elektronisch bericht opstellen. | ||||||||
10 | De lln.kunnen een elektronisch bericht verzenden. | ||||||||
11 | De lln.kunnen een elektronisch bericht bewaren. | ||||||||
12 | De lln.kunnen een elektronisch bericht verwijderen. | ||||||||
13 | De
lln. kunnen via het elektronisch communiceren informatie geven of vragen aan
anderen in de vorm van ofwel: - tekst; - beeld; - geluid. |
||||||||
14 | De
lln. kunnen via het elektronisch communiceren informatie geven over: - hoe en waar zij bepaalde informatie opgezocht en gevonden hebben; - hoe zij bepaalde informatie verwerkt en opgeslagen hebben; - hoe zij een taak aangepakt hebben; |
||||||||
15 | De
lln. kunnen via het elektronisch communiceren informatie vragen over: - het zoeken van informatie; - het verwerken en opslaan van informatie; - het aanpakken van de taak. |
||||||||
Controleren | |||||||||
16 | De lln. kunnen de inhoud van de boodschap aanpassen aan het publiek waarvoor de boodschap bestemd is. (bv. het taalgebruik). | ||||||||
17 | De lln. kunnen de vorm van de boodschap aanpassen aan het publiek waarvoor de boodschap bestemd is. | ||||||||
Reflecteren | |||||||||
18 | De lln. kunnen reflecteren op de voor- en nadelen van het gebruikte communicatiemiddel en indien nodig hun keuze in de toekomst aanpassen. |